Afgelopen maandag, 16 december 2013, is door het hof te Arnhem de klacht van de twee Turkse slachtoffers behandeld tegen de weigering van het openbaar ministerie strafvervolging in te stellen tegen Joris Demmink, oud secretaris-generaal op het ministerie van Justitie, wegens verkrachting en seksueel misbruik van een minderjarige.
Het Openbaar Ministerie heeft op de valreep aan de autoriteiten in Turkije gevraagd na te gaan of ene Joris Demmink in de jaren ’90 bij enige Turkse douanepost is geregistreerd als bezoeker. Het antwoord hierop vanuit Turkije was, dat dit niet het geval was. In haar pleidooi laat mr. A.G. van der Plas weten dat het hof met deze informatie een rad voor de ogen wordt gedraaid. Demmink genoot in die dagen immers de status van een diplomaat met een daarbij behorend diplomatiek paspoort. Dat houdt in dat je, als belangrijke bezoeker, al bij binnenkomst op het vliegtuig wordt opgewacht door Turkse gastheren of Nederlands ambassadepersoneel. De douane registreert binnenkomst op het vliegveld niet, het bezoek wordt niet geboekstaafd. De door het Openbaar Ministerie geleverde informatie is gebaseerd op enkele gemakzuchtige vragen aan grensautoriteiten, over het reisgedrag van Demmink zegt de informatie niets. De vondst van het Openbaar Ministerie is dan ook niets waard en misleidend.
Turkije heeft het Openbaar Ministerie tevens laten weten dat de door de Turkse officier van justitie Altay verstrekte informatie dat Demmink op 20 juli 1996 Turkije is binnen gereisd, niet op zijn eigen onderzoek berustte maar is aangereikt door twee aangevers. Deze informatie is rechtstreeks in strijd met het oorspronkelijke document van 22 april 2013 waarin de Turkse officier schrijft: “Uit de in– en uitreisgegevens uit het onderzoeksdossier is gebleken dat de verdachte Joris (Demmink) op 20/07/1996 Turkije is ingereisd .” Het document maakt voorts overduidelijk onderscheid tussen de gegevens uit het onderzoeksdossier en andere informatie, afkomstig van getuigen en van aangevers, klagers genoemd. De Turkse officier van justitie schrijft namelijk ook dat de pleegdatum volgens de getuige en klager juli 1996 is.
De pleitnotities waarin deze plotseling uit Turkije opgedoken informatie van commentaar wordt voorzien, leest u hier.
In het pleidooi wordt tevens ingegaan op de beschikbaar gestelde pagina’s uit de ook ineens weer opgedoken privé-agenda van Demmink die tot voor kort onvindbaar was. De Rijksrecherche, zo werd ter zitting duidelijk, heeft geconstateerd dat diverse gegevens in deze agenda met o.a. tipp-ex waren gecorrigeerd. Een onderzoek naar de authenticiteit van de in de agenda vermelde gegevens wenste het Openbaar Ministerie niet meer af te wachten.
Het hof doet over zes weken uitspraak.