Demmink reageert, maar zo laat dat een zware delegatie naar Washington reist in een poging de schade te beperken
(klik hier voor de pdf-versie van dit artikel)
Rudie van Meurs*
De kans is groot dat eindelijk beweging komt in de affaire-Joris Demmink, nu de voormalig secretaris-generaal van het ministerie van justitie besloten heeft het Algemeen Dagblad te dagvaarden. De krant schreef in oktober vorig jaar dat Demmink in de jaren negentig contacten onderhield met een jongenspooier in Den Haag. De reactie van de topambtenaar komt erg laat. Want de schade is inmiddels zo groot en de internationale druk op Nederland zo heftig, dat zeer binnenkort een elf man sterke delegatie onder leiding van de voorzitter van het College van Procureurs-generaal, Herman Bolhaar, naar Washington vertrekt om de consternatie te beperken.
Na de publicatie in het AD beloofde Demmink’s advocaat onmiddellijk een bodemprocedure te beginnen. Die liet meer dan vier maanden op zich wachten. Pas toen de stichting De Roestige Spijker van de Amerikaanse Nederlander Robert Rubinstein de ex-topambtenaar provoceerde met de aankondiging het AD-artikel op haar website te willen plaatsen, gaf Demmink zijn advocaat opdracht de procedure te starten. Vermenigvuldiging van het krantenverhaal is daarmee voorlopig voorkomen, maar de stichting van Rubinstein krijgt niettemin haar zin. Want doel van de actie was ook het afdwingen van een procedure met openbare getuigenverhoren onder ede. De kans is groot dat in een bodemprocedure een reeks van getuigen die tot dusver genegeerd is aan het woord komt.
Dan zal bijvoorbeeld de in Nederland wonende man B. gedagvaard kunnen worden, die in 1998 vijftien jaar oud was, in een crimineel circuit belandde, gechanteerd werd en gedwongen was te werken in een jongensbordeel aan de Amsterdamse Insulindeweg. Daar komt hij iemand tegen die zich voorstelt als Joris die seks wil op de achterbank van zijn auto. In een videoverslag heeft hij vastgelegd hoe hij later in die man topambtenaar Demmink herkent, en hij vertelt hoe ingrijpend zijn leven beïnvloed is door de periode als seksslaaf van oudere mannen. Zijn verhaal staat ook op de website van de Amerikaanse Helsinki Commissie en is onderwerp van de documentaire ‘Dutch injustice, when child traffickers rule a nation’.
Overigens kan het niet anders dan dat tegelijk met B., de emeritus-hoogleraar G. van Roon van de Vrije Universiteit op de getuigenlijst zal worden opgevoerd. Hij bracht, zo verklaarde B. in zijn getuigenis, hem als vijftienjarige uit het jongensbordeel destijds in contact met Demmink.
In een bodemprocedure dienen ook de twee Turkse mannen Mustafa Y. en Osman B. opgeroepen te worden om als getuige te verschijnen. Zij (Mustafa en Osman) hebben verteld hoe zij in de jaren negentig – straatkinderen – door politiemensen geronseld werden en naar de hotelkamer van Demmink zijn gebracht waar hij hen verkrachtte. Zij kunnen terloops ook laten horen hoe zij, na publicaties in Turkse media, zijn bedreigd, geslagen en geïntimideerd om hun verklaringen in te trekken.
Nog een getuige kan zijn politieman Mehmet Korkmaz, ooit hoofd van de politie in Istanbul, die tijdens bezoeken van Demmink aan Turkije voor de beveiliging van de topambtenaar zorgde en, zo vertelt hij op videobeelden, jongetjes regelde. Hij staat al enkele jaren klaar om zijn verhaal aan de Nederlandse justitie te komen vertellen, alleen is hij nooit uitgenodigd. Zijn onmiddellijke chef in die jaren was Necdet Menzir, die zich eveneens bereid verklaarde tegenover de Nederlandse autoriteiten het verhaal van zijn ondergeschikte te bevestigen. Menzir is enige maanden geleden overleden. Dat is triest en ook jammer want Menzir had justitie meteen kunnen vertellen over de bemoeienis die hij zei te kennen van Demmink met Huseyin Baybasin, een Koerdische activist en zakenman die nu al weer vijftien jaar in een Nederlandse cel verblijft. Maar het interview met politiebaas Menzir in de Yalova Ҫizgi Gazetesi is nog steeds beschikbaar. Hij zegt tegen de Turkse journalist Burhan Kazmali: ‘De naam Demmink heb ik vaak gehoord. Hij voerde gesprekken met de politici van destijds, leiders op het hoogste ministeriële niveau. Bekend was dat Demmink, wiens naam in Turkije in verband werd gebracht met seksschandalen, in de jaren 1995 tot 2000 met gebruikmaking van verschillende namen in Turkije is geweest.’ Menzir zei: ‘Wij deden het nodige voor zijn officiële- en zijn privé-bezoeken. Demmink was nauw betrokken bij de zaak Baybasin. Ik had gehoord dat Tansu Çiller, onze toenmalige premier, diverse malen met het Nederlandse Ministerie van Justitie heeft gesproken. Het heeft uiteraard een behoorlijke schok veroorzaakt dat Baybasin de naam van Tansu Çiller in verband bracht met drugshandel.’.
Als justitie het echt goed wil doen zal ook Hüseyin Celebi, opsteller van het veiligheidsrapport Ek Rapor, niet mogen ontbreken. In dat rapport, bestemd voor de procureur van de Turkse Hoge Raad en alle hoge justitieambtenaren, wordt beschreven hoe ‘Baybasin gestraft is vanwege zijn bemiddelingsrol tussen de Turks militaire autoriteiten en de Koerdische partij’ en ook omdat hij ‘publiekelijk de betrokkenheid van hoge Turkse regeringsautoriteiten en politici bij de internationale heroïnehandel aan de kaak probeerde te stellen’. Volgens Ek Rapor ‘kon de medewerking van Nederland worden verkregen door het chanteren van de hoge Nederlandse justitieambtenaar mr. Demmink, over wie in Turkije een dossier is opgesteld ter zake van betrokkenheid bij seksueel misbruik van minderjarigen’.
Baybasin zelf mag niet ontbreken. Hij heeft in augustus 2011 nog officieel aangifte gedaan tegen Demmink wegens ‘onrechtmatige bemoeienis met een tegen hem vals opgezette strafzaak’.
En, heel vervelend maar alles hangt nu eenmaal met alles samen, ook de bestuurders van het zo nobele Nederlandse Helsinki comité, opgezet om mensenrechten te monitoren, de heren I.M de Jong en H.Hummel, zullen als getuigen dienen te worden opgeroepen. Want hoe kan het dat drie weken nadat mr. Adèle van der Plas in Washington voor het Amerikaanse Helsinki Comité een bewogen verhaal houdt over ernstige schendingen van mensenrechten in Nederland en Turkije en zij over de slachtoffers vertelt die destijds op 11 en 14 jarige leeftijd door Demmink seksueel zijn misbruikt en verkracht, en dat in diezelfde bijeenkomst in Washington de Nederlander B. verslag doet van het jongensbordeel aan de Insulindeweg en Demmink aanwijst als jongenshoerenloper – hoe kan het dat precies drie weken later het Nederlandse Helsinki Comité de zojuist gepensioneerde secretaris-generaal Joris Demmink benoemt tot zijn bestuurslid? Is Demmink echt zo onvervangbaar en onmisbaar of sluit zich hier het old boys netwerk?
Het is onvermijdelijk dat de advocaten in de bodemprocedure aan de lijst van getuigen ook de Turkse journalist Burhan Kazmali zullen willen toevoegen. Hij wint informatie in bij de politiemensen Korkmaz en Menzir, die bereid zijn hun eigen rol in de jaren negentig kritisch te bezien. Hij spreekt voor zijn krant enkele malen met de jongens die naar de hotelkamer van Demmink zijn gebracht. De eerste keer dat hij er in zijn krant over schrijft is in 2007. Hij legt later tevens getuigenverklaringen af bij de Nederlandse jusitie. In oktober vorig jaar bericht de Turkse krant Vatan over Kazmali’s onderzoek en de klaagschriften die de twee slachtoffers van Demmink bij het gerechtshof in Den Haag hebben ingediend. Korte tijd daarna wordt Kazmali bedreigd, bewusteloos geslagen en zwaar mishandeld. De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) protesteert bij de Turkse ambassadeur met een brief waarin ernstige verontrusting wordt uitgesproken over de bedreigingen, intimidatie en mishandeling van de Turkse journalist Kazmali. Hij heeft nog steeds ernstige kwetsuren. Kazmali heeft door de politie in Yalova rapport op laten maken over de mishandelingen. In een brief aan zijn advocaat Berzan Ekinci bericht hij over toenemende en nooit eindigende directe en indirecte bedreigingen.
De twee mannen, Mustafa en Osman, die de klaagschriften indienen, worden door aanvallers voor de keuze gesteld: óf ze accepteren geld en trekken hun klacht tegen Demmink in, óf ze worden in elkaar geslagen. Dat laatste gebeurt. In alle verslagen van de slachtoffers keert steeds de naam terug van Emin Arslan, de vroegere plaatsvervangend chef van de Turkse nationale politie, die met een groep aan hem loyale patriotten verantwoordelijk wordt geacht voor de strafexpedities. Als de Tweede Kamerleden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) de ministers vragen wat zij daaraan kunnen doen, antwoorden Opstelten (VVD) en Timmermans (PvdA) lakoniek ‘dat het geraden is dat de mannen zich tot de bevoegde Turkse autoriteiten wenden’.
Die ‘bevoegde autoriteiten’ kent ook Klaas Langendoen, voormalig chef van de Criminele Inlichtingendienst Kennemerland en later privé onderzoeker. Hij reisde naar Turkije om met de journalisten, advocaten en de twee mannen te praten die, toen ze nog kind waren, op de hotelkamer van Demmink belandden. Langendoen zal op het getuigenverhoor in de bodemprocedure niet gemist kunnen worden.
In de antwoorden op de kamervragen klinkt soms een bijna kregelig ondertoon alsof het vanzelfsprekend is dat Demmink deugt.
Voor de reactie op de vragen tekent ook Fred Teeven, staatssecretaris voor veiligheid en politie. Hij was aan het eind van de jaren negentig als officier van justitie bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), betrokken in de zogenaamde Rolodex-zaak. Dat onderzoek, uitgevoerd door justitie en de Amsterdamse politie, was gericht tegen een netwerk van minderjarige jongensprostituees en hun ronselaars. Op het moment dat onderzoekers van de top van het Openbaar Ministerie toestemming kregen om telefoons te gaan afluisteren, vielen plotseling alle telefoonlijnen stil en leek het wel alsof het gerucht de onderzoekers was vooruitgesneld. Iedereen was ineens op zijn qui vive.
Het ging, zei Teeven in een proces-verbaal uit april 2007, ‘om een onderzoek van de Rijksrecherche en de zedenpolitie tegen niet nader te noemen verdachten in het kader van minderjarigen’. Op de vraag waarom dit onderzoek werd gedaan zegt hij: ‘Omdat er verdenkingen waren tegen hoge vertegenwoordigers uit het overheidsapparaat.’ Ook uit het openbaar ministerie?, wordt hem gevraagd. ‘Ja ook uit het openbaar ministerie,’ zegt Teeven.
Want toen al zong de naam van Demmink rond en van diens kompaan Van Roon, emeritus hoogleraar van de VU. Teeven in 2007: ‘Op enig moment zijn er contra-acties gekomen waarbij de hoofdofficier van justitie ook werd beschuldigd van feiten die in dezelfde sfeer lagen.’ De affaire kwam daarna boemm, tot stilstand.
De voormalig medewerker van de (toen) Binnenlandse Veiligheidsdienst Paul Herrie zegt in een gesprek in Vrij Nederland van 12 augustus 2009:
‘Rolodex is slechts één voorbeeld. Maar inderdaad, als zo’n Joris Demmink een gewone burger was geweest, was zijn computer al lang in beslag genomen. Ik stoorde me vooral aan de manier waarop het parket in Amsterdam opereerde, en dan met name officier van justitie Fred Teeven. Teeven haalde allerlei trucs uit die niet binnen zijn takenpakket vielen. Hij toonde zich tegelijkertijd bijzonder geïnteresseerd in de vermeende seksuele escapades van Hans Vrakking. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Teeven kennis zocht waarmee hij zijn baas onder druk kon zetten.’
Diezelfde Teeven maakt nu deel uit van de beschermende ring die zijn baas minister I.W. Opstelten aanlegde rondom zijn oud-studiegenoot aan de rechtenfaculteit in Leiden Joris Demmink. Het kan bijna niet anders of in de bodemprocedure zal ook de rol van die kleine elite aan de orde dienen te komen.
Waarom wordt Demmink niet behandeld als een gewone burger? Waarom gaat die kleine elite er bij voorbaat van uit dat Demmink boven alle twijfel verheven is? En dat de jongetjes van toen, inmiddels mannen met een getekend verleden, geen serieuze aandacht verdienen? Als de rol van Opstelten cum suis niet in de bodemprocedure aan de orde komt, zullen de verantwoordelijke ministers antwoorden moeten vinden op de steeds groter wordende kritiek uit het buitenland. Een machtige groep leden van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden bereidt een resolutie voor om het Internationale Hof van Justitie in Den Haag te verplaatsen naar een ander land, omdat Demmink ´boven de wet´ blijft staan en de beschuldigingen tegen hem over het gebruik van kinderen als seksslaven niet grondig worden onderzocht.
In de Raad van Europa zijn vragen gesteld over de seksuele exploitatie van kinderen in Nederland, een ernstige overtreding van de Lanzarote akkoorden; of het comité van ministers bij Nederland wil aandringen op een ‘onpartijdig’ onderzoek door ‘onafhankelijke onderzoekers’ naar de handelingen van mr. J.D.
En de parlementaire assemblee van de OSCE (de Europese organisatie voor veiligheid en samenwerking) onder voorzitterschap van de Amerikaan H. Smith heeft van de zaak-Demmink een case-study gemaakt ‘met serieuze beschuldigingen over mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen in Nederland’. Smith legt uit waarom Nederland fundamenteel fout zit. Hij schrijft: ‘De noden van de slachtoffers van mensenhandel horen altijd eerst te komen. Zij zijn vaak getraumatiseerd, alle aandacht moet in de eerste plaats naar hen uitgaan. Dat is in het belang van hun gezondheid en welzijn.’ Smith noemt die aanpak de ‘victim-centered approach.’
Dat is tegenovergesteld aan hoe Nederland het doet.
In het rapport over mensenhandel wordt Nederland gewaarschuwd. Als dit land niet oppast en een eind maakt aan mensenhandel en seksexploitatie van kinderen, kan het wel eens een flinke buiteling maken op de zogenaamde Tier Watch List Ranking maken – een lijst van landen die beschaafd en minder beschaafd met mensenrechten omgaan. Nog vorige week pleitte Chris Smith hiervoor als voorzitter van een hoorzitting van het Committee on Foreign Affairs van het Amerikaanse congres.
Als Nederland niet oppast wordt het nog de risée van het oude continent.
Inmiddels is overigens een 11 man sterke delegatie onder leiding van de voorzitter van het College van Procureurs-generaal, Herman Bolhaar, gevormd om naar Washington af te reizen in een poging het onheil af te wenden. Want nu zijn niet alleen maar de kinderen in het geding, onze belangen staan op het spel.
*Rudie van Meurs is verslaggever en voorzitter van de BS stichting